Gedicht voor
gelukkige
mensen
Van alle mensen die
het lachen is vergaan,
loopt een op de drie
blind over je heen
en kijkt dan om.
De wereld is juist niet
van iedereen,
dat slag.
De overige twee vallen niet op.
Hun armen bungelen halfstok.
Onder hun tong zit gram.
Ze kennen haast geen zinnen
zonder tss.
Zo zuinig zijn ze op hun lucht.
Je staat erin voor je het weet.
Heb ik iets van je aan misschien
is uit hun mond geen vraag.
Een wenk: kijk naast hun kleren.
Wijs naar elkaar, wijs naar
het water met de zon erboven.
Zeg blije dingen als:
wij moeten zeer de moeite zijn,
als zelfs de zee tot hier komt,
weggaat
en zich weer bedenkt.
Bart Moeyaert
© Stadsgedicht Antwerpen 2007
We waren een paar dagen in ons hutje in Zeeland en vrijdagmiddag om een uurtje of drie willen we opeens allebei in Antwerpen eten. Ruim een uurtje later lopen we van binnen naar buiten het centrum en genieten intens van een intense stad. In de warm zonnige namiddag herfstnevel slenteren we door straten die eerst leeg lijken en dan opeens vol zijn van terrassen en Breughelliaanse taferelen. In de verte horen we een fanfare en we lopen er op ons gehoor naar toe. Dertig, veertig Afrikanen maken nooit gehoorde muziek, mensen dansen, genieten, de zon schijnt voor het groteske en ook vooral erg grote Museum van Schone Kunsten. En daar hangt dan, op een banier van zeker 10 meter dit gedicht over gelukkige mensen. Het is het stadsgedicht van Antwerpen voor dit jaar, ik was er diep door ontroerd. Wie kan beter dan Dick dit doorgeven aan dat deel van de ons bekende mensheid dat door hem op zijn log is verzameld met het doel gelukkig te zijn?
Dick, als je naar de foto kijkt
en de dame aanstaard
is het de moeite waard
om hier van nooit weg te gaan
veel geluk
john